Aardappelen
De aardappel behoort tot de Nachtschadefamilie en stamt uit de bergen van Zuid-Amerika. In dit werelddeel is de aardappel al duizenden jaren een belangrijke voedselbron. Rond 1570 werd de aardappel in Spanje aan land gebracht. Eerst werd hij alleen als siergewas en geneeskrachtig kruid geteeld. Pas in de loop van de 18de eeuw werd de aardappel ook gegeten.
De aardappelplant is een tweejarig gewas, maar wordt als eenjarige verbouwd. Aardappelen vormen ondergrondse stengels. Aan het eind van zo’n stengel vormt zich een knol, de aardappel. Hierin slaat de plant voedingsreserves op. Naargelang de soort varieert de schil van glad tot ruw en kan hij allerlei kleurtinten hebben. Elke knol heeft meerdere knopaanzetten, de zogenaamde ‘ogen’, waaruit zich in het volgende jaar een nieuwe plant met knollen ontwikkelt.
Aardappelen in de tuin
Aardappelen worden geteeld door het poten van plantaardappelen, meestal in de open lucht. Er zijn vroege, halfvroege, halflate en late soorten. Aardappelen groeien goed op verschillende grondsoorten maar zorg ervoor dat de grond niet te nat wordt. Vroege aardappelsoorten groeien goed op lichte grond, de beter bewaarbare aardappelen staan liever in zware grondsoorten.
Heel vroege aardappelen kun je in februari al planten in de koude kas of in een plastictunnel. Of in maart in de volle grond en ze afdekken met gaatjesplastic. Vroege aardappelen hebben een korte groeiperiode en worden geoogst voor ze volledig rijp zijn. Je kunt ze niet zo lang bewaren. Halfvroege aardappelen worden rijper geoogst en kunnen tot in de winter worden bewaard. Late aardappelen hebben een langere groeiperiode en kunnen de hele winter door worden bewaard.
Oogsten
Vroege aardappelen kun je al oogsten als de knollen groot genoeg zijn, terwijl het loof nog niet is afgestorven. Aardappelen om te bewaren, oogst je pas als het loof is afgestorven. De aardappel is dan afgerijpt en is daardoor langer houdbaar. Rooien doe je wanneer de zon schijnt zodat de aardappelen kunnen drogen. De laatste aardappelen worden in de eerste helft van oktober gerooid.
Aardappelen in de keuken
Er zijn vastkokende en bloemige soorten. Vastkokende aardappelen hebben een fijne structuur en behouden hun vorm na het koken. Deze aardappelen zijn geschikt om te koken en te bakken. Bloemige aardappelen vallen bij het koken uiteen en zijn nagenoeg voor alle toepassingen geschikt.
Met aardappelen kun je eindeloos variëren. Je kunt ze koken, bakken, frituren, roerbakken, smoren, roosteren, gratineren, poffen, pureren of in een heerlijke salade verwerken. Hier volgen enkele tips bij kookwijzen:
Koken: Voeg aan het kookwater tuinkruiden toe of kook de aardappels in bouillon.
Bakken: Bak de aardappelen met tuinkruiden of ringetjes bosui.
Frituren: Snij de aardappels in repen, plakjes of blokjes.
Bewaren
Aardappelen kun je tot nieuwjaar vrij goed bewaren. Na nieuwjaar probeert de aardappel nieuwe scheuten te vormen en krijgen ze een gerimpeld uiterlijk. Bij halfvroege rassen gebeurt dit al eerder.
Aardappelen tips
- Laat aardappelen niet langer dan één dag drogen, anders worden ze groen.
- Controleer regelmatig of er geen rotte knollen tussen de aardappelen zitten, want die steken de rest ook aan.
- Bestrooi aardappelen na het frituren met kerriepoeder, Mexicaanse kruiden, cajunkruiden of Italiaanse kruiden.
Deel deze pagina